Poorter
Is een in de Nederlanden voorkomende historische benaming voor een burger die zich het recht verworven had binnen de poorten van een plaats met stadsrechten te wonen en die bijzondere politieke en economische rechten genoot. Het statuut was in principe erfelijk maar kon ook worden gekocht. In dat laatste geval was voor het poorterrecht registratie nodig bij een magistraat van de stad, In de Nederlanden verdwenen de voorrechten na de Franse invasie en de afschaffing van het ancien régime in 1794-1795. Er was onderscheid tussen de gewone inwoners van de stad (ingezetenen) en de poorters, die een hoger aanzien genoten vanwege hun afkomst, opleiding, inkomsten, vakmanschap enzovoorts.
De aspirant-burger moest voor het verkrijgen van burgerrechten een zekere som geld betalen om te bewijzen dat hij niet armlastig was en in eigen onderhoud kon voorzien. Er waren religieuze restricties en in tal van steden konden Joden tot aan de Franse Revolutie geen burger worden. Ook moest hij, na betaling, een eed afleggen. Uit de stadsrekeningen blijkt dat in 1693 na het afleggen van de eed een zeker bedrag moest worden betaald om poorter te worden, over het algemeen een behoorlijk bedrag. Sommige steden, kenden ook grootburgers, die meer rechten hadden dan de gewone burgers. Ze moesten dan meer betalen.
Ook kon een vrouw poorter worden door met een poorter te trouwen en werden de kinderen uit een poortershuwelijk automatisch ook poorter.
De stad was omringd door een stadsmuur en een gracht en bood daarmee een zekere mate van veiligheid en bescherming aan haar burgers (poorters). ’s Avonds tegen donker werden de stadspoorten gesloten door de poortwachter. De sleutels van de stad werden bij een burgemeester ingeleverd en de volgende dag weer opgehaald. De gehele burgerij van een stad werd soms Poorterij genoemd.
Rechten en Plichten
De poorter had het recht om lid te worden van een gilde en ook voor bestuurlijke functies kwam hij in aanmerking. Ook genoot hij het burgerrecht. De poorter hoefde geen tol te betalen en mocht ook rechtszaken aanspannen. Wanneer de poorter overleed, hadden de kleine kinderen van de poorter het recht om opgenomen te worden in een Burgerweeshuis, dat een betere verzorging bood dan een gewoon weeshuis of armenhuis.
Het bijzondere recht van de grootburger was dat hij zijn vee mocht laten grazen op de stads weide. De burgerplicht bestond hierin, dat hij belastingplichtig was en aan de kosten voor de verdediging van de stad en het onderhoud van de verdedigingswerken moest bijdragen.
Buitenpoorter
Een buitenpoorter, ook wel Hage poorter, landpoorter of paalburger, was iemand die de burgerrechten van een stad genoot, maar buiten de muren woonde. Deze status bestond over de hele Nederlanden, maar vooral in de Zuidelijke Nederlanden. Wat het begrip precies inhield, kon van stad tot stad variëren. Meestal waren het adellijken, die het buitenpoorterschap van een stad bezaten, maar soms ook andere groepen, zoals de molenaars van de watermolens.
Het buitenpoorterschap werd niet door de kinderen overgeërfd. Wie het buitenpoorterschap wilde verkrijgen, moest poortersgeld betalen. Maar de buitenpoorter was vrijgesteld van belasting aan de heer van het gebied, bijvoorbeeld het recht van de heer om bij overlijden het beste stuk grond te kiezen uit de erfenis. De buitenpoorter viel niet onder de wetgeving van de plaatselijke heer, maar onder de wettelijke regelingen van de stad waarvan hij het buitenpoorterschap had. Daarnaast konden steden hun buitenpoorters oproepen voor deelname aan stedelijke milities. Dit kon nadelig zijn voor de adel en de clerus, die inkomsten misten van welgestelde buitenpoorters. De graven van Vlaanderen probeerden om die reden het buitenpoorterschap in te perken, voor het eerst in 1195, maar ook in de 14e en 15e eeuw.
1431: Jeanne (Janne) Florienzone (Florisone) (4147) dochter van Jan1 Florienzone (4149),komende van Bailleul (Belle).
1432: Pieter (Pierre) Floriseune (Beudins) (4143), geheten Beudins, komende van Nieppe (Nipkerke)
1435: . x. Florisone , geheten Beudins, komende van Nieppe (Nipkerke).
1445: Caerel Florisone (6597) zoon van Salen Florisone (6596), komende van Dickebusch.
1446: Jacobus (Jacques Jacob) Floryszone (Floriszone Florisone) (2510) zoon van Florent (Florins) Michielszone (Floryszone) (2509) kleinzoon van Michiel (—) (FLoryszone) (2508) allen komende van Dordrecht.
Bij de aanvaarding als poorter van deze laatste staat volgende aangetekend: “Jacobus (Jacques Jacob) Floryszone (Floriszone Florisone) (2510), zoon van Florent (Florins)Michielszone (Floryszone) (2509), zoon van Michiel(—) (FLoryszone) (2508) van Dordrecht, verbleef reeds gedurende 5 jaar te Ieper, was van goed gedrag en een loyaal dienaar. Hij legde de eed als poorter af voor de Schepenen van de stad op 2 april 1445 na voorgelegd te hebben zekere bewijsstukken afgeleverd door Schepenen en Raadsleden van de Stad van Dordrecht, verleend in data 15 oktober 1424”.
Door op de blauwe afstammingsknop te drukken op onderstaande webpagina’s van onze “Florizoone Stam” website, ziet u de respectievelijke voorouderreeksen van bovenvermelde personen met eventuele broers zusters en kinderen.
Afstammelingenlijst van Michiel (….) Floryszone (2508), ° ca.1310 + ca.1341. (tak DORDRECHT – NIEUWKERKE – WULPEN)
21 Generaties
8368 Personen totaal vermeld op de lijst.
Op deze lijst staan:
1217 Florizoone en familie variant namen.
128 Detillieux familie namen.
98 Personen meermaals vermeld wegens onderlinge verwantschap
66 Vandenbruwaene familie namen.
61 Cloet familie namen.
56 Marrannes familie namen.
54 Hancke familie namen.
42 Depotter familie namen.
42 Detollenaere familie namen.
30 Degraeuwe familie namen.
29 Vermander familie namen.
Voorouderreeks van de Ieperse poorter Jacobus (Jacques Jacob) Floryszone (Floriszone Florisone) (2510) met groene achtergrond aangeduid. (pag. 1).
Het voorgaande is een heruitgave van de Florizoone familietijdschriften, nr. 1, 2 en 3 uit de eerste Jaargang (1960), en wordt hier getrouw gereproduceerd met beperkte editoriale wijzigingen.